Nokia 9110i Communicator - WWW-instellingen

background image

WWW-instellingen

De WWW-instellingen wijzigen:
1 Open de toepassing WWW en druk op de knop Menu.

2 Selecteer Settings (Instellingen).

3 Als u een instelling wilt wijzigen, selecteert u deze en drukt u op Change

(Wijzigen).

De WWW-instellingen zijn:

Autoload images: Yes / No (Afbeeldingen automatisch laden: Ja / Nee) — Als u
de optie voor het automatisch laden van afbeeldingen instelt op Yes (Ja),
worden in line afbeeldingen (JPEG of GIF) op een webpagina automatisch
opgehaald. Als de instelling No (Nee) is, worden webpagina’s zonder de
afbeeldingen opgehaald en veel sneller weergegeven.

Clear cache on exit: Yes / No (Cache wissen bij afsluiten: Ja / Nee) — De
webpagina’s die het meest recent zijn opgehaald, worden opgeslagen in het

Opmerking: de Internet-aanbieder is verant-
woordelijk voor een veilige gegevensoverdracht
tussen de gateway en de server. Het pictogram

wil niet zeggen dat de gegevensoverdracht

tussen de gateway en de server (de opslagplaats
van de gewenste bron) veilig is.

background image

96

©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

tijdelijke geheugen van de communicator, de zogenaamde cache. Als deze
optie wordt ingesteld op Yes (Ja), worden de WWW-cache, het overzicht en
het cookiebestand automatisch leeg gemaakt nadat u de toepassing WWW
hebt afgesloten. Als deze optie wordt ingesteld op No (Nee), wordt in de cache
zoveel mogelijk informatie opgeslagen. Als u de toepassing WWW opnieuw
start, wordt de recentelijk opgeslagen informatie opgehaald uit de cache
zonder dat u een nieuwe dataoproep hoeft uit te voeren.

Accept all cookies: Yes / No (Cookies accepteren: Ja / Nee) — Hiermee bepaalt u
of de functionaliteit van cookies wordt ingeschakeld (zie "Woordenlijst" on
page 185.

Default access point (Standaardtoegangspunt) — Hiermee definieert u het
Internet-toegangspunt dat als standaard wordt gebruikt in de toepassing
WWW.

Proxies (Proxy’s) — Als u de proxy-instellingen wilt wijzigen, drukt u op
Change (Wijzigen).

Internet access point (Standaard Internet-toegangspunt) — Hiermee kunt
u het Internet-toegangspunt selecteren dat moet worden gebruikt voor
deze WWW-pagina.

HTTP proxy (HTTP-proxy) — De hostnaam van de HTTP-proxyserver die
wordt gebruikt voor het geselecteerde toegangspunt.

HTTP proxy port (HTTP-proxypoort) — Het poortnummer dat door de
proxyserver wordt gebruikt.

Security proxy (Beveiligingsproxy) — De proxy die wordt gebruikt voor SSL-
beveiligde verbindingen.

Security proxy port (Beveiligingsproxypoort) — De beveiligingsproxypoort
van de proxyserver.

No proxy for (Geen proxy voor) — U kunt aangeven voor welke domeinen de
HTTP-proxy niet nodig is. Domeinnamen worden gescheiden door komma’s
(bijvoorbeeld nokia.com, edu.fi). U kunt de domeinen zo nauwkeurig
opgeven als u wilt.