Nokia 9110i Communicator - Terminal

background image

Terminal

U activeert de toepassing Terminal in het Internet-beginvenster door Terminal
te selecteren en op Select (Kiezen) te drukken. Met de toepassing Terminal
kunt u door middel van een dataoproep direct (niet via het Internet)
verbinding maken met een externe computer.

Waarschuwing: hoed u voor virussen.
Installeer op de communicator alleen
software die u hebt opgehaald bij
bronnen die afdoende bescherming
bieden tegen virussen.

background image

104

©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

In het beginvenster van Terminal worden de gedefinieerde
terminalverbindingen weergegeven. De toepassing Terminal en de toepassing
Telnet emuleren beide het VT100-terminalscherm (zie figuur 10).

Als u verbinding wilt maken met een van tevoren gedefinieerde terminalhost,
selecteert u deze en drukt u op Connect (Verbinden).

Als u nieuwe verbindingen wilt maken of bestaande verbindingen wilt
bewerken, drukt u op Define (Definiëren).

Als u de instellingen voor inkomende dataoproepen wilt wijzigen, drukt u op
Settings (Instellingen), selecteert u de instelling en drukt u op Change
(Wijzigen). De beschikbare instellingen zijn:

Local echo for incoming data call (Lokale weergave voor inkomende
dataoproep) — Als u deze optie instelt op On (Aan), worden tekens die op het
toetsenbord van de communicator worden getypt op het scherm van de
communicatorinterface (dat wil zeggen: lokaal) weergegeven. Als u de optie
instelt op Off (Uit), worden ze op de externe hostcomputer weergegeven.

Line end for incoming data call (Regeleinde voor inkomende dataoproepen) —
Hiermee bepaalt u welk teken wordt gegenereerd met de toets Enter bij
inkomende gegevens. De mogelijkheden zijn: Linefeed (LF) (Extra regel),
Carriage return (CR) (Regeleinde) en Carriage return - Linefeed (CR/LF)
(Regeleinde - Extra regel).

Terminal-verbindingen definiëren

Als u op Define (Definiëren) hebt gedrukt in het Terminal-beginvenster,
worden de gedefinieerde terminalverbindingen weergegeven.

Als u de geselecteerde verbinding wilt verwijderen, drukt u op Delete
(Verwijderen).

Als u bestaande terminalverbindingen wilt bewerken, drukt u op Edit
(Bewerken). Als u een nieuwe verbinding wilt definiëren, drukt u op New
(Nieuw). De volgende instellingen zijn beschikbaar:

Connection name (Verbindingsnaam) — Hier voert u de verbindingsnaam in.
De naam kan naar believen worden gedefinieerd.

Phone number (Telefoonnummer) — Het telefoonnummer om toegang te
krijgen tot de service. Het telefoonnummer kan spaties en streepjes bevatten.

Figuur 9

background image

105

©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

Data bits: 7/8 (Databits: 7/8) — Een communicatieparameter die specifiek is
voor een service/host.

Parity: None/Odd/Even (Pariteit: Geen/Oneven/Even) — Een communicatie-
parameter die specifiek is voor een service/host.

Stop bits: 1/2 (Stopbits: 1/2) — Een communicatieparameter die specifiek is
voor een service/host.

Local echo: On/Off (Lokale weergave: Aan/Uit) — Als u deze optie instelt op On
(Aan), worden tekens die op het toetsenbord van de communicator worden
getypt op het scherm van de communicatorinterface (dat wil zeggen: lokaal)
weergegeven. Als de optie wordt ingesteld op Off (Uit), worden ze op de
externe hostcomputer weergegeven.

Modem initialisation (Modeminitialisatie) — U kunt hier elke modeminitiali-
satiereeks invoeren die AT-opdrachten bevat. Deze initialisatiereeks wordt
uitgevoerd na de initialisatiereeks die u hebt opgegeven in de Internet-instel-
lingen (in het venster Modem initialisation: Custom (Modeminitialisatie:
Aangepaste)).

Backspace key: (Backspace-toets) BS/DEL — Hiermee geeft u aan of de
backspace-toets van het toetsenbord als Backspace-toets (BS) of als Delete-
toets (DEL) wordt gebruikt.

Line end (Regeleinde) — Hiermee bepaalt u welk teken wordt gegenereerd met
de toets Enter in de terminalsessie. De mogelijkheden zijn: Linefeed (LF) (Extra
regel), Carriage return (CR) (Regeleinde) en Carriage return - Linefeed (CR/LF)
(Regeleinde - Extra regel).

Terminal-verbinding

Als u verbinding hebt gemaakt met het externe systeem, komen de volgende
opdrachten beschikbaar:

Druk op Keys (Toetsen) om de speciale VT100-toetsen te emuleren. Deze
toetsen zijn niet beschikbaar op het toetsenbord van de communicator. De
speciale toetsen zijn:

Alle toetsen van de toetsenborden van VT100-toepassingen (getallen 1 tot
en met 9, minteken, komma, punt, streepje, Enter).

De volgende VT100-functies: reset terminal, Ctrl-\, Ctrl-], Ctrl-~, Ctrl-?.

Als u op Insert (Invoegen) drukt, wordt het geselecteerde speciale teken links
van de cursor ingevoegd.

Met de pijltoetsen kunt u door het venster bladeren. Bladeren heeft geen
effect op de positie van de cursor. Als u op een toets op het toetsenbord drukt,
keert het venster terug naar de cursorpositie.

Druk op Hang up (Ophangen) om de verbinding met de host te verbreken, de
dataoproep te beëindigen en terug te keren naar het beginvenster van de
toepassing Terminal.

background image

106

©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

Tekstoverbrengen

Met de functie voor tekstoverdracht kunt u teksten ophalen of verzenden
tussen de hostcomputer en de communicator. Met deze functie kunt u
bijvoorbeeld e-mailberichten die u hebt geschreven in keer verzenden naar de
mainframecomputer van uw bedrijf. U kunt ook ontvangen e-mail kopiëren en
deze later lezen als de verbinding is verbroken.

Tekst naar de hostcomputer verzenden

1 Druk op Send text (Tekst verzenden).

2 Open een van de mappen en selecteer het document dat u wilt verzenden.

3 Druk op Send (Verzenden). Als u de verzendprocedure wilt stoppen, drukt u

op Stop sending (Verzenden stoppen).

Terwijl de tekst wordt verzonden, is het toetsenbord inactief.

Tekst kopiëren van de hostcomputer

1 Open de toepassing voor het lezen van de tekst op de host.

2 Druk op Capture text (Tekst vastleggen). Alle interacties met de host

worden opgenomen in een bestand in de map Downloaded files (Opge-
haalde bestanden). Tekens voor tekstopmaak, behalve regelwijzigingen,
worden niet opgeslagen.

3 Druk op Stop capture (Vastleggen stoppen) als u het vastleggen van tekst

wilt beëindigen.