Nokia 9110i Communicator - Internet-instellingen

background image

Internet-instellingen

Informatie over de instellingen krijgt u bij uw Internet-aanbieder. Deze kan
mogelijk het toegangspunt voor u configureren via een speciaal SMS-bericht
of een WWW-pagina, waarmee alle noodzakelijke instellingen voor toegang
tot het Internet worden ingesteld.

Als u de Internet-instellingen handmatig wilt definiëren, drukt u op Settings
(Instellingen) in het beginvenster van de Internet-toepassing.

Tip: achter in deze handleiding
bevindt zich een woordenlijst met
Internet-termen en afkortingen.

Opmerking: de Internet-
instellingen hebben
betrekking op Mail en WWW.

background image

83

©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

Een Internet-toegangspunt instellen

1 In het beginvenster van de Internet-instellingen kiest u Internet access

(Internet-toegang) en drukt u op Change (Wijzigen).

2 Als u een nieuw Internet-toegangspunt wilt instellen, drukt u op New

(Nieuw). Als u een bestaand toegangspunt wilt wijzigen, drukt u op Edit
(Bewerken).

De Internet-instellingen zijn:

Modem initialisation (Modeminitialisatie) — Hiermee kunt u de
modeminstellingen van de communicator instellen:

Autobauding (Automatisch baudsnelheid kiezen) — De snelheid van de
gegevensoverdracht wordt automatisch bepaald. De meeste netwerken
ondersteunen deze optie.

Fixed 9600 b/s (Vaste 9600 b/s) — Er wordt een vaste
gegevensoverdrachtsnelheid gebruikt. Als u problemen ondervindt met het
tot stand brengen van een dataoproep, probeert u deze optie.

Fixed 14400 b/s (Vaste 14400 b/s) — Deze optie kan worden gebruikt als
deze wordt ondersteund door het netwerk. Gebruik de optie alleen als u
zeker weet dat deze door het netwerk wordt ondersteund.

Custom (Aangepaste) — Als u een dataoproep tot stand brengt, wordt de
modem geïnitialiseerd met de tekenreeks die u hier invoert.

Autodisconnect time: None/2/5/10 minutes (Automatisch verbinding
verbreken: Nee/na 2/5/10 minuten) De verbinding met het Internet wordt
na de hier opgegeven periode van inactiviteit automatisch verbroken.

V.42bis compression: On/Off (V.42bis-compressie: Aan/Uit) Hiermee
versnelt u de gegevensoverdracht, bijvoorbeeld het verzenden of ontvangen
van e-mail, wanneer dit wordt ondersteund door het netwerk. Stel deze optie
in op Off (Uit), tenzij u zeker weet dat het netwerk deze ondersteunt.

Figuur 1

Opmerking: de exacte waarden
van de instellingen krijgt u van
uw Internet-aanbieder.

background image

84

©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

Data call barring (Dataoproep sperren) — Geeft een venster weer met
instellingen voor het blokkeren van dataoproepen, vergelijkbaar met het
venster in de toepassing Telephone (zie ”Instellingen van de toepassing
Telephone” op pagina 60). Als u de huidige instellingen voor het sperren wilt
zien, drukt u op Get status (Status opvragen). Als u alle sperfuncties wilt
annuleren, drukt u op Cancel data barrings (Gegevens sperren opheffen).

Internet access (Internet-toegang) — Geeft een overzicht van de ingestelde
Internet-toegangspunten. U kunt de communicator voor elk Internet-
toegangspunt anders configureren. Druk op Edit (Bewerken) om de
instellingen van een bestaand toegangspunt te wijzigen. Druk op New
(Nieuw) om een nieuw toegangspunt in te stellen. Druk op Delete
(Verwijderen) om een toegangspunt te verwijderen.

Provider name (Naam aanbieder) — De naam van de Internet-aanbieder die
in de lijst met toegangspunten verschijnt. Als u het toegangspunt
handmatig instelt, kunt u de naam naar believen bewerken.

Phone number (Telefoonnummer) — Het telefoonnummer van het
Internet-toegangspunt.

User name (Gebruikersnaam) — Deze naam wordt gebruikt tijdens de PPP-
identificatieprocedure als de Internet-aanbieder dit vereist.

Prompt password: Yes / No (Vragen om wachtwoord: Ja/Nee) — Als u een
nieuw wachtwoord moet invoeren elke keer dat u zich bij een server
aanmeldt of als u het wachtwoord niet wilt opslaan, verandert u deze
instelling in Yes.

Password (Wachtwoord) — Dit wachtwoord wordt tijdens de PPP-
identificatieprocedure gebruikt als de Internet-aanbieder dit vereist.

Advanced settings (Geavanceerde instellingen) — Hiermee opent u een
nieuw venster waarin u, indien nodig, meer wijzigingen voor een Internet-
toegangspunt kunt aanbrengen:

Modem initialisation (Modeminitialisatie) — Voer hier zo nodig een
regel met AT-opdrachten voor de modeminitialisatie in. Deze
initialisatieregel wordt uitgevoerd na de initialisatieregel die u opgeeft
in het venster Modem initialisation: Custom (Modeminitialisatie:
Aangepast) van de Internet-instellingen.

Login customisation: None/Manual (Aanpassing aanmelding: Geen,
Handmatig) — Sommige Internet-toegangspunten schakelen niet
automatisch PPP in. In dergelijke gevallen kiest u Manual (Handmatig),
zodat u uw aanmeldnaam en wachtwoord handmatig via een
terminalverbinding kunt invoeren of drukt u op New (Nieuw) om een
nieuw aanmeldscript te schrijven en op te slaan.
Als u None (Geen) kiest, worden uw wachtwoord en gebruikersnaam
automatisch uit de instellingen van het Internet-toegangspunt

background image

85

©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

overgenomen.
Meer informatie over aanmeldscripts vindt u in het bestand scripts.txt
op de diskette die bij de communicator is geleverd.

PPP compression: On/Off (Compressie: Aan/Uit) — Hiermee versnelt u de
gegevensoverdracht wanneer deze instelling wordt ondersteund door
de externe PPP-server. Als u problemen hebt met het tot stand brengen
van een verbinding, kunt u deze optie instellen op Off (Uit).

IP address (IP-adres) — Het IP-adres van de communicator.

Default gateway (Standaardgateway) — Het IP-adres van het systeem
dat de gateway vormt voor communicatie buiten het lokale netwerk.

Network mask (Netwerkmasker) — Geeft aan welk deel van het IP-adres
van de communicator het netwerk aanduidt.

Primary nameserver (Primaire naamserver) — Het IP-adres van de
primaire naamserver.

Secondary nameserver (Secundaire naamserver) — Het IP-adres van de
secundaire naamserver.