Nokia 9110i Communicator - Instellingen van de toepassing Telephone

background image

Instellingen van de toepassing Telephone

Druk op Settings (Instellingen) in de telefoonlijst om een lijst met
verschillende groepen instellingen weer te geven.

De instellingen wijzigen

1 Selecteer een groep instellingen en druk op Change om deze te openen.

2 Selecteer een instelling en druk op Change (Wijzigen). De huidige waarde

van de instelling wordt achter de naam van de instelling weergegeven,
tenzij de instelling een netwerkdienst is: call diverting (doorschakelen),
barring (sperren) of wachtfunctie. Zie de volgende secties.

Profile settings (Profielinstellingen)

Met de profielinstellingen kunt u de werkomgeving voor de communicator
selecteren en de profieleigenschappen wijzigen. Er is altijd één profiel in
gebruik.

Profile in use (Profiel in gebruik) — Druk op Change (Wijzigen) en selecteer het
profiel dat u wilt gebruiken. Druk op OK.

Profiles (Profielen) — Met deze instellingen kunt u de profielen wijzigen. De
beschikbare profielen zijn:

General (Algemeen) — Het normale profiel van de communicator.

Silent (Geen geluidssignalen) — U kunt dit profiel activeren wanneer u wilt
dat alle waarschuwingssignalen worden uitgeschakeld.

Meeting (Vergadering) — U kunt opgeven hoe de communicator werkt
wanneer u zich in een vergadering bevindt.

Outdoor (Buiten) — U kunt opgeven hoe de communicator werkt wanneer
u zich buiten bevindt.

Pager (Semafoon) - Activeer dit profiel wanneer u wilt dat de
communicator als semafoon functioneert. Dit houdt in dat de beltoon
slechts een keer te horen is en u alleen oproepsignalen ontvangt voor
SMS-berichten.

Flight (Vlucht) — U kunt het vluchtprofiel instellen. Zie ”Vluchtprofiel” op
pagina 65.

Figuur 4

background image

61

©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

Car (Auto) — Het autoprofiel wordt automatisch ingesteld wanneer de
communicator wordt verbonden met een autoset.

Headset (Hoofdtelefoon) — Het hoofdtelefoonprofiel wordt automatisch
ingeschakeld als er een hoofdtelefoon wordt aangesloten op de
communicator.

Druk op Rename (Naam wijzigen) om de namen van profielen te wijzigen.

Druk op Edit wanneer u de volgende eigenschappen van een profiel wilt
wijzigen:

All alert tones (Alle oproepsignalen) — Hiermee stelt u het signaal voor
inkomende oproepen en alle andere signalen in op:

Ringing (Beltoon) — Het normale oproepsignaal wordt gebruikt.

Ascending (Steeds harder) Het normale oproepsignaal wordt gebruikt,
maar het geluid wordt geleidelijk harder.

Ring once (Eenmaal overgaan) Het oproepsignaal klinkt slechts eenmaal.

Beep once (Pieptoon) — U hoort bij het binnenkomen van een oproep of
bericht een enkele pieptoon.

Caller groups (Bellergroepen) — U hoort alleen oproepsignalen als u een
oproep ontvangt van een beller uit de geselecteerde bellergroep. Zie
hieronder.

Silent (Geen geluidssignalen) — Alle geluiden zijn uitgeschakeld, met
uitzondering van het wekkersignaal.

Ongeacht de gekozen instelling, ontvangt u altijd bericht van een inkomende
oproep.

Ringing volume (Belvolume) — Hiermee kunt u het volume van de beltoon
instellen: 1 is het laagst, 5 is het hoogst.

Ringing tone (Soort beltoon) — Bepaalt de beltoon. Raadpleeg ”De composer”
op pagina 144 als u uw eigen beltoon wilt samenstellen en ”Spraakrecorder”
op pagina 148 als u een beltoon wilt opnemen met de Digital voice recorder.

Communicator key click (Geluid van communicatortoetsen) — Hiermee kunt u
het geluid van het toetsenbord van de communicator instellen op Off (Uit),
Type 1 of Type 2.

Phone key click (Geluid van telefoontoetsen) Hiermee kunt u het geluid van
het toetsenblok van de telefoon instellen: 1 is het laagst, 3 het hoogst en met
Off zet u het geluid van het toetsenblok uit.

Divert all voice calls (Alle spraakoproepen doorschakelen) Hiermee kunt u
alle inkomende spraakoproepen doorschakelen naar een ander
telefoonnummer. Met de optie Default diverts (Standaardinstellingen) zorgt u
ervoor dat de doorschakelingsopties worden gebruikt die zijn opgegeven in de
Netwerkinstellingen. Zie verderop voor meer informatie.

Phone lights (Verlichting telefoon) — De verlichting van het scherm en het
toetsenblok van de telefooninterface staat constant aan of blijft aan
gedurende een opgegeven periode. Alleen beschikbaar in het autoprofiel.

background image

62

©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

Automatic answer (Automatisch beantwoorden) — Alle oproepen worden
automatisch beantwoord. Alleen beschikbaar in het autoprofiel.

Caller groups (Bellergroepen) - Als u een of meerdere bellergroepen instelt op
Yes (Ja), ontvangt u alleen oproepsignalen voor oproepen van mensen uit die
groepen. Alle andere geluiden worden uitgeschakeld. Dit heeft tot gevolg dat
u ook geen oproepsignaal ontvangt als u een SMS-bericht of een fax ontvangt
van een lid van een bellergroep. Vergeet niet in de profielinstellingen het
oproepsignaal te wijzigen in Caller groups (Bellergroepen).

Belinstellingen

Own number sending (Eigen nummer weergeven) — U kunt opgeven of u uw
telefoonnummer verborgen wilt houden voor de ontvangers van uw
telefoongesprekken. Gebruik deze functie alleen wanneer deze voor uw SIM-
kaart is geactiveerd.

On (Aan) — Uw eigen nummer wordt getoond aan alle ontvangers van uw
gesprekken.

Off (Uit) — Uw eigen nummer wordt niet getoond aan alle ontvangers van
uw gesprekken.

Preset (Netwerkinstelling) — De waarde die is opgeslagen in het netwerk
wordt gebruikt.

Next on (Volgende aan) — Uw nummer wordt getoond aan de ontvanger
van uw volgende oproep.

Next off (Volgende uit) — Uw nummer wordt niet getoond aan de
ontvanger van uw volgende oproep.

Call cost settings (Instellingen gesprekskosten) — U kunt de teller voor
gesprekskosten aanzetten en de instellingen wijzigen. Voor het wijzigen van
de instellingen moet u beschikken over de PIN2-code.

Audio when cover opened (Geluid als klep geopend wordt) — Bepaalt of de
stand Handenvrij automatisch wordt ingeschakeld wanneer u de klep opent.

Call timer display (Weergave gespreksduur-timer) — Indien deze is
ingeschakeld, wordt deze tijdens gesprekken weergegeven.

Automatic redialling (Automatisch opnieuw kiezen) — Indien deze functie is
ingeschakeld en u belt een nummer dat bezet is of niet opneemt, blijft de
communicator het nummer bellen totdat er een verbinding tot stand wordt
gebracht.

Phone line in use (Geselecteerde lijn) — Als uw netwerk en SIM-kaart deze
functie ondersteunen, kunt u voor spraakoproepen twee verschillende
abonnementen hebben. Deze abonnementen worden Line 1 (Lijn 1) en Line 2
(Lijn 2) genoemd. Elke lijn kan afzonderlijke instellingen voor sommige
functies hebben. Met de instelling Selected line kunt u bepalen welke
telefoonlijn in gebruik is voor alle uitgaande oproepen.

Default call mode (Standaardbelmodus) — Op sommige netwerken hebt u
hetzelfde telefoonnummer voor al uw spraak-, fax- en dataoproepen. Als u

background image

63

©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

oproepen wilt kunnen ontvangen, moet u uw telefooninterface instellen op
een van de standen voor het beantwoorden van oproepen. De beschikbare
standen zijn Voice, Fax, Data en Voice/Fax.

Netwerkinstellingen

Het is mogelijk dat niet alle netwerkdiensten worden ondersteund door een
bepaalde netwerkexploitant, of dat u hierop een abonnement moet nemen.

Informatie over de status van deze diensten wordt opgeslagen in het netwerk.
De huidige instellingen worden daarom pas weergegeven wanneer u de
informatie opvraagt door op Get status (Status ophalen) te drukken.

Op het scherm verschijnt het bericht dat geprobeerd wordt de status op te
halen. Als dat gelukt is, wordt de nieuwe status weergegeven in de lijst met
instellingen.

Als u het doorschakelen of sperren van oproepen wilt annuleren, drukt u op
Cancel call diverts (Doorschakelen annuleren) of Cancel call barrings
(Sperren annuleren).

Voice call diverting (Doorschakelen) — Met deze netwerkdienst kunt u
inkomende spraakoproepen doorschakelen naar een ander telefoonnummer.
1 U kunt kiezen uit de volgende opties:

Divert all calls (Alles doorschakelen) — Alle inkomende oproepen worden
doorgeschakeld.
Divert when phone is busy (Doorschakelen bij bezet) — Inkomende
oproepen worden alleen doorgeschakeld als de telefoon bezet is.
Divert when not answered (Indien niet opgenomen) — Inkomende
oproepen worden doorgeschakeld wanneer u niet opneemt Met Delay
(Uitstellen) kunt u opgeven na hoeveel tijd de oproep moet worden
doorgeschakeld. De beschikbare perioden zijn 5, 10, 15, 20, 25 en 30
seconden.
Divert if not reachable (Indien onbereikbaar) — Inkomende oproepen
worden doorgeschakeld als de telefooninterface is uitgeschakeld of zich
buiten het netwerkgebied bevindt.

2 Druk op Change (Wijzigen) en selecteer een van de volgende opties:

To (Naar) — Voer het nummer in waarnaar u de oproepen wilt
doorschakelen.
To voice mailbox (Naar voicemailbox) — Oproepen worden doorgeschakeld
naar uw voicemailbox. Het telefoonnummer van de voicemailbox moet zijn
ingesteld in Other settings (Overige instellingen).
Off (Uit) — Oproepen worden niet doorgeschakeld.

Opmerking: Als u zich op de dienst
voor een alternatieve telefoonlijn
hebt geabonneerd, is deze
instelling alleen van toepassing op
de geselecteerde telefoonlijn.

background image

64

©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

Voice call barring (Oproepen sperren) — Met deze netwerkdienst kunt u
beperkingen opleggen aan uitgaande en inkomende spraakoproepen.
Wanneer u van deze mogelijkheid gebruik wilt maken of de instellingen
hiervoor wilt wijzigen, is een sperwachtwoord vereist. Dit kunt u bij de
netwerkexploitant verkrijgen. De beschikbare opties zijn:

All outgoing calls (Uitgaande oproepen) — U kunt niet bellen.

All international calls (Internationale oproepen) — U kunt niet naar het
buitenland bellen.

International except home country (Internationaal behalve naar eigen
land) — U kunt alleen in dat land bellen en naar uw eigen land, het land
waar uw netwerkexploitant zich bevindt.

All incoming calls (Inkomende oproepen) — U kunt niet gebeld worden.

Incoming calls when abroad (Inkomende oproepen in het buitenland) — U
kunt niet gebeld worden wanneer u in het buitenland bent.

Call waiting (Wachtfunctie) — Wanneer deze netwerkdienst is geactiveerd,
informeert het netwerk u als er een nieuwe inkomende oproep is terwijl u al in
gesprek bent. U hoort een geluidssignaal en de naam of het telefoonnummer
van de beller wordt op het scherm weergegeven met de tekst WAITING
(WACHT).

Other settings (Overige instellingen)

Voice mailbox number (Nummer voicemailbox) — Hiermee stelt u een nieuw
nummer in voor uw voicemailbox of wijzigt u het huidige. U kunt uw
voicemailbox bellen door op Voice mailbox te drukken in het beginvenster
van de toepassing Telephone.

Individual ringing tones (Afzonderlijke beltonen) — U kunt de functie voor het
instellen van afzonderlijke beltonen in- of uitschakelen. Zie ”Relatiekaarten
maken” op pagina 45.

Opmerking: wanneer beperkingen zijn ingesteld
voor het voeren van gesprekken (sperren of
doorschakelen) kunt u in sommige netwerken wel
bellen naar bepaalde alarmnummers (bijvoorbeeld
112 of een ander officieel alarmnummer.

Opmerking: uw netwerkexploitant kan
mogelijk het nummer van uw
voicemailbox wijzigen via een speciaal
SMS-bericht. Neem voor meer informatie
contact op met uw netwerkexploitant.

background image

65

©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.